vrijdag 4 juni 2010

Regeren is vooruit zien



Gisteren vroeg de receptioniste of ik morgen, vandaag dus, misschien ’s ochtends zou willen in plaats van einde dag om 18.25 uur.
Mij best.  De afspraak is verzet naar 08.55 uur.  Conform mijn Time Management vertrek ik … op tijd.
Op het Sloterdijkstation blijkt de Metro een probleem te hebben.  Aj, daar gaat mijn schema.

Aan het andere perron komt een Metro uit de verkeerde richting.  Alle wachtenden sprinten naar de overkant en duiken die Metro in.  De deuren blijven open en even later komt er weer uit de verkeerde richting een Metro die op het andere perron stopt.  Hup, er weer uit en rennen naar de overkant.
De deuren blijven open.  Dit voorspelt niet veel goeds.
Ik kijk op mijn horloge en bel de VU om te vertellen dat het een paar minuten later wordt.
Een medewerker van het Gemeente Vervoer Amsterdam komt de Metro in om te zeggen dat het rijtuig aan de overkant eerder vertrekt dan deze.  Juist.
We zitten weer in de wagon aan de overzijde, maar vertrouwen het nog helemaal niet.  De Metro’s aan beide perrons zitten inmiddels vol en de deuren gaan nu dicht.  …Open …. en dicht.
Yes, we rijden.
Een kwartier te laat kom ik aan bij de afdeling Radiotherapie en klok mezelf in door de afspraakbrief langs de scanner te halen.  Ik blijf maar even staan, want ik zal zo wel geroepen worden.  Er komt een mevrouw uit de kleedkamer van scanner D (daar moet ik ook zijn).  Ze hebben haar waarschijnlijk snel opgeroepen en voor laten gaan.  Misschien woont ze in de buurt of is ze in het ziekenhuis opgenomen.  Ik word geroepen en weet wat me te wachten staat.  Twee andere vrouwen nu, maar allemaal vriendelijk.  Er wordt geïnformeerd hoe het me vergaan is na gisteren.
Ik word weer in positie gelegd en de strepen worden weer bijgewerkt.  De dames trekken zich terug in de veilige zone en de panelen links en rechts klappen weer uit.
Ik ben bang om te bewegen.  De bestraling moet zo precies mogelijk.  Ik wil niet dat er iets geraakt wordt wat niet nodig is.  Ik blijk bijna hetzelfde te liggen als gisteren, dus toch weer een klein beetje anders dan die eerste keer.  „Schrikt u niet, de tafel gaat bewegen”.  Het kost me moeite om het te verstaan, maar ik ken de tekst dus snap wat ze zegt.
Die vreselijke harde hoofdsteun.  Nu tintelen mijn vingertippen omdat er een zenuw wordt afgekneld.  Weet je dat een arm wel 7 á 8 kilo weegt.
Stil liggen.  Ontspan.  
Ik voel hoe mijn hele bovenlijf opgedrukt wordt bij iedere ademhaling.  Is het misschien goed om je adem in te houden in die seconden van werkelijke bestraling?  Nah, dat zal wel niet, want hadden ze dat wel gezegd.
Hoe ik me ook concentreer en mezelf maan tot „niet bewegen”, het heeft geen zin.  Ik voel dat mijn voeten om beurten heel even buigen.  De wijsvinger van de tintelende hand tikt ritmisch op het horlogebandje aan de andere arm.  Stop daar mee!   (Het gaat gewoon door.)
Een spiertje in mijn dijbeen trilt.  Shit, hoe doen anderen dat in hemelsnaam.  Tijdens voorstellingen in zalen zit ik altijd om me heen te kijken hoe het anderen lukt om stil te zitten.  Ik kan het niet.  Ik hou het niet vol.  Er kriebelt een haartje.  Sla mijn benen nog maar eens de andere kant op.  Leun eens op links.  Op rechts.  Een ander kriebeltje.
Wat te doen?  Ik visualiseer mezelf in een korset van gips.  Van top tot teen.  Ik lijk wel een mummie.
Maar gips zit toch nooit zo strak.  Gips krimpt altijd een beetje, waardoor er toch een kleine ruimte ontstaat en die wil ik testen.  Bovendien veroorzaakt die ruimte vaak jeuk.  Help, iets anders dan.  Uhm… het is doorzichtig en lijkt eerst op een gel.  Dan wordt het hard en is het een soort kunsthars.  Het sluit perfect aan.  Geen teen kan nog bewegen.  Net alsof ik in een ijssculptuur ben veranderd, ‚freeze’.  Niet koud.  Het is glas.  
Ik denk dat ik roerloos lig, maar weet het niet zeker.  Ik voel heel bewust hoe mijn ene been hoger ligt en hoe de spieren over mijn rug, billen, benen en voeten aangespannen zijn.  Die waren de eerste keer los.  God, hoe doe je dit?
Ondertussen knalt het apparaat en vuurt het zijn X-stralen op me af.  Mijn wijsvinger tikt door: Attention Deficit Hyperactivity Disorder.  Tik, tik, tik.
Klaar.  Geen idee of ik goed heb gelegen.
Al voordat ik het Metrostation bereik, loop ik te geeuwen.  Mijn benen voelen nu niet zwaar bij het traplopen.  Dan was dat gisteren toch als gevolg van het roeien.  Alles gaat wel trager, lijkt het.  
De stroomstoring bij het Sloterdijk is nog niet over en een halte ervoor, moet de Metro 5 minuten wachten.  Nu kan me dat niet meer schelen.  Ik heb de hele dag nog voor me.
Jammer dat daar die menstruatiepijn weer de kop opsteekt.  Ik wil het even afwachten voordat ik naar de pijnstillers grijp, maar met een reuzenvaart ontwikkeld het zich.  Door de ervaring van de vorige dagen, weet ik dat het helaas zelfs door de pijnstillers heen komt.  
Niet wachten, "niet hard zijn voor jezelf” had de Gynaecologe gezegd.  Regeren is vooruit zien, dus ik had behalve de pillen ook al een pakje drinken in mijn tas gestopt om ze mee weg te kunnen spoelen.  Hoppa: 1 Naproxen 500 en een Paracetamolletje, ook 500mg; klok, klok, klok, uurtje wachten en dan zakt het af tot „draaglijk”.   Al 10 dagen bloedverlies en wisselende stemmingen.  Hoe moet ik weten of ik wat merk van die bestralingen als dit gedoe zo nadrukkelijk aanwezig is en mijn humeur verpest.  Ik ben woedend.   Er moet nu geen man bij me komen klagen over zijn pielemuisje of ander klein herenleed.  Kom me niet met een van pijn vertrokken gezicht vertellen dat je je zojuist gestoten hebt.  Ik wil niet naar dat schrammetje kijken, waar ik eerst mijn bril voor moet opzetten om het te kunnen waarnemen.   Hé, Rozenwater, je moet dit eens proberen!  ...Elke vier weken… 40 jaar lang.
Van mij mogen ze dat ding er vrijdag ook meteen uitrukken.  Ik heb er toch geen nut meer voor.
Annelies


Geen opmerkingen:

Een reactie posten