woensdag 3 november 2010

En toen?



Woensdag 3 november 2010

Vandaag heb ik om 08.10 uur een afspraak bij de Radioloog voor een leverecho.  Hiervoor moet ik nuchter zijn, dus voor mij zelfs geen vla deze ochtend.  Aangezien ik er nog niet zelf naartoe kan, ben ik afhankelijk van het patiëntenvervoer.  We hebben een uitzendkracht die de verpleging op zich zal nemen, Berrie.
Berrie is zo te horen een Amsterdammer.  Kort lichtbruin haar met veel gel achterover gekamd.  Niet al te groot, eind twintig.  Beetje Denny de Munk type.  

Hij wordt wat op weg geholpen door Ellie; een tikje gehaaste, boomlange, tengere, roodharige vrouw van eind dertig/begin veertig.  Als Ellie weg gaat en Berrie alleen verder moet, wordt duidelijk dat hij van goede wil is, maar zichzelf behoorlijk voorbij loopt.  Hij rent zich kapot en hoe meer de dag vordert, hoe inefficiënter hij werkt.  Hij haalt bijvoorbeeld op verzoek van iemand de po-stoel, zet ‘m bij het raam naast de tafel, loopt weer weg om iets anders te halen terwijl hij zegt: “ik kom zo bij u”.  Ik vraag ‘m een infuuspaal voor me te regelen, maar hij kan er geen vinden.  Als hij er eentje ziet, zal ‘ie ‘m voor me pakken… zegt ‘ie.  Wij, de patiënten van kamer 329, liggen erbij en kijken ernaar.
De zaalarts maakt haar ronde.  Het is deze keer een jonge vrouw (nog ergens in de twintig) met half lang bruin haar.  Geen spoor van de zelfingenomenheid die haar blonde voorgangster had.  Geen bijzonderheden te melden.  Gewoon het vloeibare dieet blijven volgen.  Het contact is, zoals altijd met de zaalarts, kort maar voelt niet zo.  Geen gehaast gedrag en ook niet de uitstraling ‘ik heb het heel druk en moet nu direct door naar de volgende patiënt’.
Berrie heeft het patiëntenvervoer voor me aangevraagd, maar het zal niet meteen ‘s ochtends vroeg zijn.  Ik wacht en wacht.  Ik vang ergens op dat hij me met bed en al wil laten brengen en dat het daarom zolang duurt.  Daar heb je namelijk twee personen voor nodig.  Ik kan ook best in een rolstoel, zo verzeker ik hem.  Dus gaat hij dat nog even doorgeven.  Het is al tegen twaalven als een oudere dame de kamer binnenkomt met een rolstoel voor mij.  Ze komt wat onprettig over, maar ik denk dat het eerder onzekerheid is, want ze begint direct te pruttelen dat het niet zal gaan omdat ze geen infuuspaal aan de rolstoel heeft.  Berrie schiet te hulp.  De infuuspaal aan mijn bed wordt in de daarvoor bedoelde houder op de rugleuning van de rolstoel geprikt.  De dame rijdt me naar de centrale hal waar we de lift naar de begane grond nemen.  Bij de afdeling radiologie zet ze me aan de kant neer in een uitgestorven gang en loopt weg om me aan te melden.  Kort daarop komt ze terug en rijdt me naar de wachtkamer.  Daar zit ik dan in mijn pyjamaatje.  Had ik nou toch maar een chique kamerjas gekocht.  Als ik eindelijk aan de beurt ben, komt de assistente me halen en kan ik uit de rolstoel zo op de onderzoektafel stappen.  Koude gel en toch wel hard drukken op mijn pijnlijke -nog maar net geopereerde- buik, maken het tot een vervelender ervaring dan ik had gedacht.  Ook moet ik een aantal keren diep in ademen en dit zo vasthouden.  Dat kost me moeite.  Het diepe inademen veroorzaakt een lichte kriebel.  Maar hoesten kan ik door die buikwond nauwelijks.
Terwijl je normaliter de uitslag pas na een week te horen krijgt bij monde van degene die het onderzoek heeft aangevraagd, in dit geval dr. Engel, laat de Radioloog me niet in  onzekerheid.  Hij zegt; “Het is duidelijk dat u net geopereerd bent, maar ik kon alles goed zien.  Er is niets aan de hand.  Het is prima in orde mevrouw.  U had deze controle best nog wat kunnen uitstellen hoor, het komt niet aan op een paar weken.”
Ik weet het, maar ach ik had de afspraak al staan en dacht ‘ik ben in de buurt en dan heb ik het maar gehad’.
Toch wel opgelucht met de goede uitslag zit ik in de wachtkamer weer te wachten op de vrijwilligster om terug naar de verpleegafdeling te worden gebracht.
Zo, nou mag ik eindelijk weer wat eten.  Ik heb weliswaar niet veel trek, maar het is toch belangrijk dat mijn spijsverteringsapparaat wat te doen krijgt.

Als zijn dag erop zit groet Berrie ons en zegt dat het morgen makkelijker voor ‘m zal zijn omdat hij iedereen dan al een beetje kent.  Hij bedoelt natuurlijk dat hij dan weet aan welke zorg wij behoefte hebben.
Engel komt ‘s middags ook even langs om te kijken hoe het met zijn patiënte gaat.  Ik tover een optimistische lach op mijn gezicht.  Hij staat aan mijn rechterkant en steekt zijn hand uit, die ik met mijn rechterhand beantwoord.  Ik haast me erbij te zeggen “pas op voor het infuus”.  “Ik doe niks” zegt ie en schud mijn vingertoppen.  In de papieren uit mijn patiëntenzorgmap had ik gelezen dat de operatie iets meer dan een uur duurde.  Kennelijk weet ik meer dan hij, want hij kijkt me niet begrijpend aan.  “Jullie hadden het razend druk hè?” zeg ik.  Een vragende blik nu.  “Die meneer (met een hoofdknik naar de man tegenover mij), stond om 09.00 uur gepland, maar was pas ‘s avonds om 21.00 uur aan de beurt.
Het viel wel mee zegt hij, “maar er spelen wat andere dingetjes”.
Engel laat zich verder geen details ontvallen, drukt me op het hart dat ik het rustig aan moet doen en is weer weg.  Goeie vent.
Ik breng de dag met veel slapen door, maar sta ook af en toe naast mijn bed.   Bijvoorbeeld om te plassen op de po-stoel.  Op zo’n steek, liggend in bed ga ik niet eens proberen.  Wat lijkt me dat vreselijk.  De WC is hier nog geen 10 meter vandaan, maar voor mij vooralsnog onbereikbaar.  Bovendien heb ik geen paal op wieltjes waar het infuus aan kan worden gehangen.  Daar moet maar eens verandering in komen.  Als ik zo naar Berrie kijk, denk ik dat ik er niet op rekenen moet, dus toen Dylan per ongeluk zijn gezicht in onze kamer liet zien, vroeg ik onmiddellijk of hij er eentje voor me kon opsnorren.
Chantal en Leonie nemen de middagdienst over.  Chantal een lichtbruin/roodharige jonge meid.  Leonie is, met ‘r donkere kort geknipte koppie en donker rood/paarse lippenstift, een opvallende verschijning tussen al het Hollandse welvaren.
Mijn darmen rommelen behoorlijk en ik voel me flink opgeblazen.  Ongetwijfeld een heleboel lucht.
Met enige regelmaat komt er iemand bloeddruk en hartslag opmeten, temperaturen en bloed afnemen.
Nu ik een infuuspaal heb, wil ik graag even douchen.  Hier blijk ik dat ding helemaal niet voor nodig te hebben.  Chantal koppelt het infuus helemaal los en pakt mijn hand en onderarm stevig in een plastic zak zodat alles droog blijft.  Niet echt veilig, kom ik achter, want ik kan me met die hand niet goed aan de muurstangen vasthouden.  Ik sta te jongleren met een glibberig zeepje en de plastic zak om mijn rechterhand.  Ik probeer me niet te laten afleiden van het heerlijk gevoel dat het stromende warme water geeft.  Denkbeeldig laat ik alle afvalstoffen die zich in mijn bloed bevinden, met het water door het afvoerputje wegstromen.
Er volgt een eerste beetje dunne ontlasting.  Ook het putje in.  Heel goed.  Er is dus voedsel langs de geniete naad in de dunne darm gepasseerd.  Beter in het doucheputje dan dat de rommel in mijn buikholte lekt….
Nog steeds met een opgeblazen gevoel, maar wel lekker opgefrist zet ik me aan mijn avondmenu: een mini kuipje appelmoes.  Hoeveel zal het zijn; 2 goeie eetlepels?  Ik heb helemaal geen trek.  ‘s Avonds komt de assistent chirurgie me nog even vertellen dat de leverecho helemaal goed was.  Ik wist het al, maar toch lief dat hij het goede nieuws nog dezelfde dag kwam brengen.
Deze eerste dag na de operatie vervolgt als gebruikelijk.  Bezoek komt en gaat, de medicijnen en tromboseprikjes worden uitgedeeld.  De nachtdienst neemt het over van de middag/avonddienst.  Patiënten kijken TV of dommelen wat.  De pijntjes wijken en de slaap neemt het over.

Annelies

Geen opmerkingen:

Een reactie posten